Tasunke keek naar de lucht. Hij was weg bij Stassi, al wist ze dat niet. Hij keek naar een hoge berg. Op deze grond hadden ze elkaar ontmoet. Hij zuchtte en plofte neer. Hij wás zo verliefd. Hij legde zijn hoofd op z'n kieën en zijn armen erom heen. Zo kon niemand zien dat hij huilde. Hij was kapot van binnen. Hij kon niet meer.